Beschrijving
De plant vertakt bij de grond: ze heeft een lage kroon. Vaak zijn er kruisende takken. De schors is aanvankelijk glad en bruin. Later wordt deze donkerder en is gebarsten tot ribbels. De twijgen zijn donkerrood of bruin. Ze hebben scherpe, 1-2,5 cm lange doorns. De knoppen zijn zeer klein, roodachtig zwart en schubbig.
De bladeren hebben drie tot zeven lobben en grof dubbelgetande randen. De bladsteel is circa 3,5 cm lang. Het blad is glanzend donkergroen van boven en donkerroze van onder. Aan de voet en in de oksels van de nerven zitten witte haartjes.
De bloemen zijn 0,8-1,5 cm breed. De komvormige kroonblaadjes overlappen elkaar gedeeltelijk. Er zijn meeldraden met paarse helmknoppen. Er is maar één stijl, vandaar de naam.
De plant heeft circa 1 cm grote appelachtige vruchten met één pit. Ze zijn eivormig. Rijpend verkleuren ze van groen tot donkerrood.